Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [16]Want [17]een Kind [18]is ons geboren, [19]een Zoon is [20]ons [21]gegeven, en [22]de heerschappij is op Zijn schouder; en men [23]noemt Zijn naam [24]Wonderlijk, [25]Raad, [26]Sterke God, [27]Vader der eeuwigheid, [28]Vredevorst; 16. Hier geeft de profeet reden waarom hij gezegd heeft dat het volk, hetwelk in duisternis wandelde, vs.1, groter vreugde en blijdschap genieten zou dan het eertijds gedaan heeft, en waarom hunne lasten zouden verbroken worden, te weten omdat hun een kind zou geboren worden, hetwelk hun een eeuwige vreugde en zaligheid zou aanbrengen. Vergelijk onder hfdst.10 vs.27. 17. Te weten Jezus Christus, den vaderen van den aan beginne der wereld beloofd. 18. Dat is, zal ons in de volheid des tijds geboren worden. De profeet spreekt van de geboorte van Christus niet anders, dan of het alrede geschied ware vanwege de zekerheid dezer profetie. Zie hfdst.53:, in de beschrijving van het lijden van Christus. 19. Te weten Jezus Christus, de Zoon van God; Ps.2:7, en de Zoon van Maria; hfdst.7 vs.14. 20. Te weten het volk Gods; of [ons], dat is, tot onze zaligheid; Luk.2:10,11. 21. Te weten van God; Joh.4:10. 22. Anders: op wiens schouders de heerschappij zal zijn; dat is, wien van den Vader alle heerschappij en inzonderheid der kerk, wordt opgelegd, en die dezelve met ernst aanneemt. Zie Matth.28:18; Ef.1:21,22. 23. Christus Jezus heet niet alleen alzo met den bloten naam, maar Hij is het ook inderdaad, en zijne kerk kent hem voorzulks. 24. Christus is wonderlijk, zowel ten aanzien van zijn persoon, dewijl Hij God en mens is in een persoon, als ten aanzien zijner wonderlijke werken en daden. 25. Of, raadsman, raadgever, raadsheer. Versta dit alzo, dat Christus alleen den raad en het voornemen van zijnen Vader weet en aan zijne kerk openbaart en mededeelt, Joh.1:18, zoveel hun ter zaligheid te weten van node is, Hand.20:27; Hij is het ook, die ons in allen angst en nood raad geeft en hulp doet. 26. Die door de sterkte zijner Godheid den onverdragelijken last van den toorn Gods over de zonden van alle uitverkorenen aan zijne mensheid gedragen heeft, en door zijn eigen kracht van de doden is opgestaan, en de harten zijner uitverkorenen wederbaart ten eeuwigen leven; alsook door de sterkte zijner Godheid grote wonderen gedaan heeft, nog doet, en eindelijk alle doden opwekken zal. 27. Dat is, die zelf van eeuwigheid is, en ons het eeuwige leven geeft. 28. Dat is, die ons met God verzoent. Zie Ef.2:14, enz.